Lichamelijke Opvoeding Albert Sickler

> Home
> Boeken
        • Bewegen, Samenl.
        • Conditieleer 1
        • Conditieleer 2
        • Groene Spelen
        • Agressie en Geweld
        • Zelfverdedigingsspelen
        • Bestellen

> Overige
        • Docenten
        • Leerlingen
        • Volwassenen
        • Training algemeen
        • Conditie
        • Sportoriëntatie
        • Voeding

> Links
        • KVLO
        • BVLO
        • Jan Luitingfonds
        • Jeugd in Beweging
        • SLO
        • APS
        • NOC-NSF
        • Computervaardigh.

        • overige links

> Over deze site
> Meer over ons
> Contact Info.



Voorbeeldles 1

Maak kennis met je hartslag


Startsituatie
Leer-luisterdeel
Slotspel en alternatieven




Leerdoelen
Deze les is oorspronkelijk uitgewerkt voor les 3 van Conditieleer 1.
De bedoeling van de les is dat leerlingen zich bewust worden dat lichamelijke inspanning tot allerlei waarneembare gevolgen leidt. Het gaat daarbij vooral om de hartslag. Ze leren met de hand de hartslag te "voelen". In een volgende les wordt geleerd om ook de hartslag te meten. Natuurlijk zijn in de les aantrekkelijke spelen opgenomen.

Uitwerking les
De les bestaat uit drie gedeelten; een inleiding, een leer-luisterdeel en een slotspel. Tijdens elk van deze lesdelen gaan we in op het signaleren van veranderingen die in ons lichaam plaatsvinden. Tijdens het leer-luisterdeel inventariseren we de gegevens.


Startsituatie
terug naar het begin

De leerlingen dragen gymkleding.

Verder is het plezierig maar niet noodzakelijk als één van de volgende meetinstrumenten voorhanden is:

  • hartfrequentiemeter;
  • een personenweegschaal of
  • een oprolbare centimeter.


Inleiding: Slalom - looppas/luisteren naar je eigen lichaam
De klas gaat in looppas in de omgangsbaan. Er wordt afgenummerd van 1 t/m 4. Als er tussen alle leerlingen evenveel ruimte is, wordt er gestopt.

Opdracht 1
De nummers 1 en 3 gaan in looppas in slalom langs de nummers 2 en 4 en wel gedurende een ronde en de nummers 2 en 4 staan stil!


Opdracht 1



Opdracht 2
De nummers 2 en 4 krijgen dezelfde opdracht als de nummers 1 en 3. Maar ze lopen in de andere richting:

Opdracht 2


Opdracht 3
De nummers 1 en 4 lopen in looppas langs de nummers 2 en 3. De nummers 1 en 4 lopen in looppas t.o.v. elkaar in tegengestelde richting. Nummer 1 loopt in dezelfde richting als tijdens opdracht 1. Nummer 4 handhaaft ook dezelfde richting als bij opdracht 2. Na een ronde luisteren de nummers 1 en 4 weer naar hun eigen hartslag.

Opdracht 4
De nummers 2 en 3 voeren opdracht 3 uit.

Als we op de eigen plaats terugkomen, proberen we de eigen versnelde hartslag te voelen (geef uitleg waar je die hartslag -in de hartstreek- kunt voelen). N.B. nu nog niet diep op het tellen van de hartfrequentie ingaan. Dit komt in de volgende les uitgebreid aan de orde!

Situatiewijziging
Er worden nu tweetallen gevormd. Bijvoorbeeld, de nummers 1 en 2 horen bij elkaar en de nummers 3 en 4 vormen een tweetal.
Tijdens de volgende - veel inspanning vragende - opdrachten, wordt door de docent op verschillende momenten aan de leerlingen gevraagd welke veranderingen ze allemaal aan hun lichaam merken. De docent informeert naar de ademhaling, de temperatuur, zweten, rode gelaatskleur, vermoeidheid, trillende spieren.

De opdrachten
De tweetallen lopen achter elkaar in de omgangsbaan.
  • (1) Bokspringen Op signaal (één keer fluiten) springt de achterste leerlingen over de voorste. Vervolgens lopen ze achter elkaar door. Herhalen op signaal.

  • (2) Door de benen kruipen Op signaal (twee keer fluiten) kruipt de achterste leerling door de gespreide benen van de voorste door. Ze lopen weer achter elkaar door. Herhalen op signaal.

  • (3) Een "anderhalf rondje" lopen Op signaal (drie keer fluiten) draait de achterste leerling een anderhalf rondje om de voorste leerling. Het tweetal loopt weer door. Herhalen op signaal.

  • (4) Alles door elkaar Nu worden alle signalen en dus ook de bewegingen door elkaar uitgevoerd.
    Alle tweetallen lopen achter elkaar in een cirkel door de zaal:

  • (5) Wegrennen Op signaal rent nummer 1 weg en moet nummer 2 hem/haar zo dicht mogelijk blijven volgen. Als de docent weer fluit, kijken we hoe ver de leerlingen uit elkaar staan. Hierna wisselen.



Leer-luisterdeel
terug naar het begin

Allereerst wijzigen we eventueel de opstelling in de zaal.



BORD OF FLAP-OVER


Het bord gebruiken om bepaalde kernbegrippen op te schrijven. Door deze opstelling wordt nog nadrukkelijker aangegeven dat het in dit gedeelte gaat om het begrijpen van belangrijke begrippen. Het maakt ook duidelijk dat een gymnastiekles ook een onderbreking kan hebben waarbij er iets "te leren" valt.

We staan stil bij het feit dat als gevolg van lichamelijke inspanning allerlei verschijnselen optreden. We krijgen een hogere hartslag, we ademen sneller, we kunnen rood aanlopen
Sommige gegevens kun je meten. Dat wil zeggen dat die gegevens kwantitatief zijn. Je kunt ze in een maat aangeven. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de hartslag. De hartslag kun je vastleggen in het aantal slagen per minuut. We geven daarbij aan dat we in de volgende les nog meer gaan werken met de hartslag en dat we dan tevens de hartslag zullen meten. Aan de leerlingen kan gevraagd worden of ze nog meer van dit soort "gegevens" kennen (denk bijvoorbeeld aan: gewicht, lengte, vochtverlies, enz.)


Bij ons slotspel - de vier-matten-loop - krijgen we een kwalitatieve indruk van onze conditie.




Slotspel en alternatieven
terug naar begin

Slotspel: Vier-matten-loop
Tijdens de inleiding zijn de leerlingen genummerd van 1 t/m 4. Alle nummers 1 zitten bij elkaar in een hoek van de gymzaal en wel op een mat. Dit geldt ook voor de nummers 2, 3 en 4. Zo zit op elke mat uiteindelijk een groep. Op teken van de docent rennen de vier groepen tegelijk rond het volleybalveld. De hoekpunten die ze passeren worden op de mat aangetikt. De groep die het eerst op de eigen plaats zit, is winnaar.




Direct hierna herhalen we de vier-matten-loop. Maar nu wordt begonnen vanuit buikligging. We eindigen weer in zitpositie. Vervolgens starten we vanuit rugligging en finishen weer in zitpositie.
Na de laatste vier-matten-loop laten we de leerlingen rustig wandelen. Ze krijgen dan een indruk van hun eigen conditie. Wie bijvoorbeeld lang "buiten adem" blijft heeft geen al te beste conditie.
De docent moet er op toezien dat er inderdaad rustig wordt gewandeld. Het gaat om een vorm van cooling down (dit ook opnoemen). Mogelijk wordt er ook nog even aandacht besteed aan rekoefeningen voor de beenspieren.

Alternatieve vormen
Uiteraard kunnen weer andere spelen worden uitgekozen. Kies die vormen waarbij er sprake is van een behoorlijke inspanning en wel zodanig dat leerlingen met een goede conditie net niet buiten adem raken en leerlingen met een slechte conditie wel.


Men kan extra aandacht aan de kern van de les schenken door zoveel mogelijk instrumenten mee te nemen. De weegschaal kan naast meter voor het bepalen van gewicht ook gebruikt worden als krachtmeter (bijvoorbeeld om de knijpkracht van handen te meten). De centimeter wordt gebruikt om omvangsmaten te meten.

Ervaringen tijdens de evaluatie van deze les op verschillende scholen

Tijdens de evaluatie werden de volgende ervaringsfeiten opgetekend:
  • de les blijkt inderdaad eenvoudig en interessant te zijn;
  • alleen de begrippen kwalitatief en kwantitatief blijken voor sommige leerlingen moeilijk (laagste niveau);
  • de opdracht "bokspringen" in de uitgewerkte les werd vervangen door "over een op de knieën zittende leerling springen". Dit omdat bokspringen bij de betreffende klas onveilig was;






terug naar begin

Albert Sickler bv


een les uit Conditieleer 1

waarnemen van de hartslag

  © Albert Sickler bv - All rights reserved.